Aimeric de Peguilhan (c. 1175- c. 1225)






En Amor trob alques en qe'm refraing,
C'al meins d'Amor mals o bes no'm sofraing,
Ni eu per mal no'm loing d'Amor ni'm fraing;
On plus m'auci plus vas Amor m'afraing.
Mas non conosc c'Amors vas mi s'afraigna,
Ni eu non ai d'Amor poder qe'm fraigna.
Res no'm sofraing, sol c'Amors no'm sofraigna,
Car ses Amor non sai en qe'm refraigna.

D'Amor no'm puosc partir, c'Amors mi pren,
E qan m'en cuich emblar plus mi repren
Ab un esgart don mos cors s'escompren,
Qe m fai venir de lieis en cui m'empren.
Mas a son dan no'us cuidetz que m'enprenda,
Ni per autra mos fins cors s'escomprenda,
Don hom per fals amador mi reprenda,
Q'en lieis es tot, si'l platz, qe'm lais o'm prenda.

C'aissi sui faitz del tot al sieu coman
Que nuilla ren non desdec q'ella 'm 'man
Pero d'un ben la prec que no'm desman
C'al comenssar mi promes del deman;
Don fai pechat oimais que no'm demanda
E grans merces sivals car no'm desmanda;
Mas ieu tenc ben per desman si no'm manda,
Pero assatz qui non desditz comanda.

En lieis son tuich li bon aip c'om retrai,
Estiers que greu promet e leu estrai,
Per q'ieu non puosc sofrir lo mal q'ieu trai
Si cal que ben Amors no m'en atrai.
Mas pero ben o mal cal q'ieu n'atrai
Sofrirai tot, que ja per mal qu'eu traia
No m'estrairai d'amar, qui qe's n'estraia,
Ni ja nuill temps non vuoill qu'om m'o retraia.

Dompna, en vos ai mon cor tant fin e ferm
Que ges non ai poder que l'en desferm.
Abanz vos jur sobre sainz e' us afferm
Cum plus m'en cuich partir, plus mi referm;
E si Merces qe'ls partimens referma
Per chausimen en vos plus no s'aferma,
Totz mos affars s'i destrui e'is desferma,
C'autra del mon no vuoill que m'estia ferma.

L'adreitz Conratz Malespina referma
Don e domnei, si que chascus aferma
Que de bon pretz no'is laissa ni's desferma,
Per c'om en lui deu tener prova ferma.

Na Biatriz d'Est, tant etz fina e ferma
Qe'l vostre sens no's camja ni's desferma,
Don vostre laus si meillura e s'aferma;
E puois mos chans e mos digz o referma.


In Liefde vind ik iets [weinigs] wat me verlichting brengt,
want tenminste van Liefde kom ik voors en tegens niet tekort,
En toch, wegens die pijn, verwijder ik me niet van de Liefde, noch breek met haar;
Hoe vaker ze me ombrengt, des te meer ik me jegens de Liefde verzacht.
Maar ik weet niet wanneer de Liefde zich jegens mij zich zal verzachten,
evenmin of  ik de macht van de Liefde bezit [in mij heb], die me zal breken.
Niets kom ik te kort, als ik geen Liefde tekort kom,
Want zonder Liefde ken ik niet dat wat me verlichting brengt.

Van de Liefde kan ik me niet verwijderen, want de Liefde houdt me vast
En wanneer ik denk dat ik me eraan kan onttrekken, grijpt ze me weer
Met een blik waarmee mijn hart zich in vuur en vlam zet
En die me dwingt te gaan naar haar in wie ik mij verloren heb.
Maar, denk niet dat het in haar nadeel is dat ze me in extase brengt
of dat voor een ander, mijn trouw hart zich verloren heeft
Waardoor men mij voor een valse minnaar zou houden
want in haar ligt besloten, en volgens haar goeddunken, me te verlaten of me te accepteren..

Want op deze manier sta ik in zijn geheel tot haar beschikking
Dat ik helemaal niets weiger van wat ze me opdraagt
maar m.b.t. een [zekere] gunst bid ik haar die mij niet te verzaken
wat ze vanaf het begin op verzoek me had beloofd;
Sindsdien, begaat ze een zonde als ze me niet ontbiedt,
en bewijst een grote gunst, want ze wijst me niet af;
maar ik, ik houd het zeker voor verzaking indien ze niet naar mij vraagt,
en [voornamelijk commandeert, die zich niet ontzegt [verloochent?]]

In haar bevinden zich alle goede kwaliteiten die men kent,
behalve dat ze met tegenzin belooft en zich er lichthartig aan onttrekt,
en dit kwaad lijdzaam verdragen kan ik niet
indien de Liefde mij niet iets goeds ervoor terug geeft
Maar hetzij iets goeds of iets kwaads wat ik eraan overhoud,
ik zal alles dragen hoe zwaar ik het ook vind
het zal mijn liefhebben niet tegenhouden, wie trekt zich ervan terug?
en ik wil niet dat men mij dat zal blijven aanrekenen.

Vrouw, in U heb ik mijn hart zo sterk vertrouwd en verankerd
dat ik zeker niet de macht heb om me ervan te ontdoen
in Uw aangezicht zweer ik bij de Heiligen en verzeker u,
dat te meer ik overweeg u te verlaten, te meer ik stand houd [versterken];
En indien de Genade, die gesterkt wordt door onze scheiding
door keuze [lot?] niet  meer in U aanwezig is
zo zou al  mijn handelen geruineerd en waardeloos zijn
en ik wil niet dat een andere mij in deze wereld zo nabij staat.

De rechtvaardige Conratz Malespina versterkt
heer en dame, zodat eenieder kan beamen
dat hij zich van zijn waarde en stand niet verzaakt noch ontdoet
daarom moet men in hem vinden een vast bewijs

Vrouwe Biatriz d'Est, zo trouw en standvastig
dat uw geest niet verandert en zich verzwakt
waarmee uwe roem zich verhoge en zich bevestige
en verders dat mijn liederen en gezegden dat beamen.

(Text in:  Sequentia - Dante and the Troubadours
Vertaling in
het Nederlands: 18-09-2006)